Voor het onderzoek naar afnemende spierkracht bij ouderen, liepen tientallen gezonde jongvolwassenen en ouderen op vlakke en hellende oppervlakten. Daarbij werd hun beenspierkracht gemeten en vervolgens geanalyseerd. De vraag was hoe beenspierkracht, loopsnelheid en onderliggende beenspierfunctie in relatie staan tot elkaar.
Waanders ontdekte dat er bij de concentrische spierfunctie – van de verkorte spieren – grotere verschillen te zien zijn in het looppatroon tussen jong en oud. Mogelijk komt dit doordat excentrische spierkracht op latere leeftijd relatief goed behouden blijft. Daarom concludeert Waanders dat excentrische spierkracht een functioneel relevante factor is.