Onlangs werd ik door een kennis geattendeerd op een artikel in de Wetenschap & boeken bijlage van de Volkskrant van zaterdag 5 december. Het artikel: Psychologie- praten met zieken had als subtitel “Je ziet er goed uit hoor! Wat je wel en niet moet zeggen tegen kankerpatiënten.” In het artikel is internist-oncoloog Erik Muller aan het woord. Hij heeft gedurende zijn jarenlange carrière in het ziekenhuis vele – en dit is nog zwak uitgedrukt – ontactische uitspraken genoteerd, waarmee kankerpatiënten geconfronteerd werden. Hij wil dit gaan bundelen in een boek. Ik kan zoiets alleen maar toejuichen.
“Ik heb een hersentumor”
Net voor de 2e lockdown werd ik gebeld door een nieuwe cliënte, ze was op zoek naar “een voetenmevrouw of hoe heet zoiets, ik kan niet altijd goed op het woord komen.” “U bedoelt een pedicure”, hielp ik haar. “Ja, zoiets ja. Iemand die aan je voeten zit en die aan huis komt, want ik ben ziek”, antwoordde ze. Ik stelde de gebruikelijke vragen en bij het horen van haar geboortedatum dacht ik: goh, ze is 2 jaar jonger dan ik. Aangekomen bij het onderdeel ziekte en medicatie antwoordde ze resoluut: “Ik heb een hersentumor en ben net weer thuis uit het ziekenhuis, wacht ik zal je mijn partner even geven, want zij weet daar alles van.”
Het bezoek aan huis
Met haar partner besprak ik de medicatielijst en de toestemming voor behandeling. Er werd op korte termijn een afspraak ingepland. Ik wist inmiddels dat ik naar een ernstig zieke cliënte zou gaan en was op alles voorbereid. De zieke deed zelf open en, afgezien van haar korte kapsel, zag ze eruit als Hollands welvaren met een open nieuwsgierige blik. Ik stelde mij voor. Het uitpakken van mijn spullen, lokte bij haar dezelfde reactie uit als bij ieder ander: “Jeetje, je hebt écht alles bij je”! Het ijs was gebroken.
Verloop
Al pratende ging het onderwerp vanzelf richting haar ziekte. Ik luisterde terwijl ik haar behandelde. De ziekte had sinds april jl. de kop opgestoken en had hiermee hun leven volledig op z’n kop gezet. De operatie, de bestralingen en chemokuren, alles werd ingezet om de kwaliteit van het leven te optimaliseren. “Gelukkig dat mijn partner via haar werk een collectieve aanvullende verzekering heeft, want dan hoeven we niets bij te betalen voor het hospice”, zei ze praktisch. Ik begreep hieruit dat zij ook dát onderwerp al met elkaar hadden besproken. Het is duidelijk dat de ziekte maar één richting heeft, het enige onzekere is wanneer, vloog als gedachte door mijn hoofd en bleef daar hangen.
Elke dag vieren
Na de behandeling, tijdens het inpakken en afrekenen, vertelde de cliënte dat ze na het weekend het ziekenhuis weer inging. “Wat sneu voor jullie zo net voor de kerst, misschien kunnen jullie dit weekend alvast een beetje kerst vieren” opperde ik, waarop zij beiden opgeruimd antwoordden: “Oh maar wij vieren het elke dag al”!
In de auto naar huis herkauwde ik ons hele gesprek en vroeg mij toch enigszins onzeker af of alles wat ik gezegd had nodig of overbodig was. Ik kwam tot de slotconclusie dat het een moeilijk onderwerp blijft: omgaan met zieken. Ik kan niet wachten tot het boek van Erik Muller verschijnt.