Als uitgangspunt voor hun metingen namen de onderzoekers de benchmarkcriteria van het Journal of the American Medical Association (JAMA), de globale kwaliteitsscore (GQS), de DISCERN-tool en de door hen ontwikkelde nieuwe HV-specifieke enquêtecriteria (HVSSC). Ze evalueerden de kwaliteit, het educatieve nut en de betrouwbaarheid van de video’s, waarvan de populariteit werd beoordeeld met behulp van de Video Power Index (VPI) en view ratio (VR). Het ging om video’s die meer dan 10.000 keer waren bekeken, in totaal waren dit er 52.
Vijftien video’s (28,8%) zijn geplaatst door medische bedrijven die chirurgische implantaten en orthopedische producten produceren, twintig (38,5%) door niet-chirurgische artsen en zestien (30,8%) door chirurgen. Video’s die door artsen en chirurgen werden geplaatst, waren over het algemeen populairder. De HVSSC zien ze op basis van dit onderzoek als een goede methode om dergelijke video’s te beoordelen. Deze gaf aan dat de kwaliteit, educatieve waarde en betrouwbaarheid van slechts vijf (9,6%) van de 52 video’s voldoende was. Volgens de onderzoekers is de waarde van dergelijke video’s voor zowel professionals als patiënten dus laag.
Bron: Pubmed