Ik zou ze de kost niet willen geven, al die levenspartners van pedicures die nauw bij het bedrijf betrokken zijn. Partners met twee rechterhanden werpen zich in den beginne doorgaans al op tot de schepper van de praktijkruimte. Je lief gaat letterlijk voor je door het stof, hoe mooi is dat?! Garages, slaapkamers maar ook ruimtes in gezondheidscentra toveren ze om tot flitsende salons.
Ik zou ze de kost niet willen geven, al die levenspartners van pedicures die nauw bij het bedrijf betrokken zijn. Partners met twee rechterhanden werpen zich in den beginne doorgaans al op tot de schepper van de praktijkruimte. Je lief gaat letterlijk voor je door het stof, hoe mooi is dat?! Garages, slaapkamers maar ook ruimtes in gezondheidscentra toveren ze om tot flitsende salons.
Wauw, wat een vent hebben we toch! Maar wacht eens even, is dat werkelijk altijd een vent? Of zijn er ook gemalinnen van pedicures die zich intensief met het bedrijf bemoeien? Ik ken ze helaas niet, maar vanuit de emancipatoire gedachte hoop ik het van harte. Tegelijk zie ik op beurzen de mannen achter hun vrouw-de-pedicure aansjokken, nooit een vrouw. Dat is de realiteit. Deze mannen fungeren als oppas voor het kroost en/of als koelie voor gekochte artikelen. Bij grote investeringen mogen ze verstandig meedenken.
En hoe zit het eigenlijk met onze eigen spierballen? Wie heeft zelf de eigen praktijkruimte bij elkaar gespijkerd of daar tenminste een poging toe gedaan?
Sommige metgezellen verzorgen de bedrijfsadministratie voor hun pedicure-lief. Zo sparen we (deels) een boekhouder uit en dat is natuurlijk mooi meegenomen. Maar waarom doen we dat niet zelf? Hebben we het écht te druk met voeten verzorgen, gaan we er automatisch vanuit dat we dat toch niet zelf kunnen of vinden we het heimelijk wel gemakkelijk zo?
Bij de niet (meer) werkende levenspartners doen we er nog een lekker schepje bovenop. Zo helpen we hen aan een zinvolle dagbesteding, toch? Ze mogen (lees: moeten!) bijvoorbeeld à la minute met een kapotte freesmotor even naar de groothandel zestig kilometer verderop rijden. En snel een beetje, want zonder motor begin ik niks!
De pensionado’s spelen ook nogal eens voor taxichauffeur. Ze halen de slecht-ter-been-cliënten op en brengen ze na afloop van de behandeling weer keurig naar huis. Wat een service! In geval van een inpandige praktijk wordt hen dan meteen maar de rol van portier toebedeeld. Zo kunnen ze de wachtende cliënt in één moeite door met een praatje vermaken. Die twee kennen elkaar immers vaak wel, dus dat vinden de partners vast leuk. Niet dan? En omdat ze nu toch lekker bezig zijn, kunnen ze net zo goed de telefoon voor ons opnemen. Zo spreken ze tenminste nog eens iemand terwijl wij lekker door kunnen werken.
‘Wie heeft zelf de eigen praktijkruimte bij elkaar gespijkerd?’
Kortom; deze onbetaalde werknemers lijken onmisbaar voor het voortbestaan van veel bedrijven. Waar zouden we zijn zonder hen? Storten de muren van onze praktijken dan in? Krijgen we acuut een burn-out? Je zou het bijna denken.”