Prof. Haneke deed een observationeel onderzoek in gespecialiseerde nagelklinieken in drie landen, uitgevoerd in een periode van zes jaar. Alle patiëntfoto’s die hij tijdens deze periode maakte, werden gescreend op veranderingen in de teennagels, en bij alle gevallen van teen-onychomycose werd gecontroleerd of ze voldoende informatie bevatten om mogelijke voet- en teenafwijkingen te beoordelen. Bijzondere aandacht werd besteed aan de aanwezigheid van hallux valgus, hallux valgus interphalangeus, hallux erectus, binnenwaartse rotatie van de grote teen en buitenwaartse rotatie van de kleine teen, evenals een gespreide voet.
Van de 1653 gevallen waren er 185 schimmelnagels, hiervan hadden er 179 betrekking op ten minste één grote teennagel, en bij 6 op één of meer kleinere teennagels. Drie patiënten raadpleegden een behandelaar voor een andere teennagelziekte, en onychomycose werd als tweede ziekte gediagnosticeerd. Acht patiënten hadden een uitgesproken tinea pedum. Relatief weinig patiënten hadden een normale stand van de grote teen (n = 9). De meeste gevallen hadden een milde tot duidelijke hallux valgus (HV) (105) en een hallux valgus interphalangeus (HVI) (143), terwijl hallux erectus werd waargenomen bij 43 patiënten en de combinatie van HV en HVI 83 keer werd waargenomen.
Vervormingen
Het zeer hoge percentage voet- en teenvervormingen was verrassend. Er kan worden verondersteld dat dit niet alleen een pathogenetisch belangrijke factor is, maar ook een belangrijke rol kan spelen bij de lokalisatie van de schimmelinfectie, aangezien er geen duidelijke halluxafwijking werd opgemerkt bij onychomycosen die alleen de kleine tenen aantasten. Omdat de behandeling van schimmelnagels een complexe procedure is waarbij de exacte diagnose wordt gesteld met bepaling van de pathogene schimmel, de nagelgroeisnelheid, het type onychomycose, de duur ervan en langer bestaande factoren, kunnen afwijkingen van de teenpositie belangrijk zijn.
Helaas zijn veel van deze langer bestaande en verergerende factoren (zoals perifere neuropathie en veneuze stasis) moeilijk te behandelen of te corrigeren, schrijft Haneke. Bij het uitleggen van de behandeling van onychomycosen aan patiënten wordt het belang van deze orthopedische veranderingen doorgaans niet of onvoldoende besproken. Dat moet anders, om de patiënt te laten begrijpen waarom er zo weinig genezingspercentages zijn, ondanks uitstekende minimale remmende geneesmiddelconcentraties in het laboratorium.
Bron: Pubmed