Bij kinderen lijkt er een verband te bestaan tussen een stoornis uit het autismespectrum en een hogere prevalentie van tenenlopen. Dat blijkt uit Amerikaans onderzoek.
Samengevat ondersteunt dit onderzoek de associatie tussen een hogere prevalentie van tenenlopen bij kinderen met autismespectrumstoornis vergeleken met kinderen zonder de stoornis. Kinderen met autismespectrumstoornis blijken bijna 3 keer vaker te worden geopereerd dan kinderen zonder stoornis en het lang aanhouden van tenenlopen zonder behandeling blijkt vaker voor te komen bij kinderen met autismespectrumstoornis.
Tenenlopen
In de database die de onderzoekers hebben gebruikt, stonden de gegevens van 2.221.009 kinderen in de leeftijd tot en met 18 jaar, waarvan 5.739 kinderen een autismespectrumstoornis hadden. Van deze 5.739 kinderen was bij 8.4% sprake van tenenlopen. In totaal onderging 59.3% van de kinderen fysiotherapie, 7.4% werd gegipst en 3.3% onderging een operatie. Bij de kinderen zonder autismespectrumstoornis waren deze percentages respectievelijk 38.1%, 3.6% en 1.2%. Zonder interventie bleef 63.3% van de kinderen met autismespectrumstoornis nog 10 jaar na diagnose op de tenen lopen en bij kinderen zonder deze stoornis was dit percentage 19.3%.